Gezondheid Geheugen Samenleving Individu Lichaam

Cognitieve controle en werkgeheugen

 

Auteurs: Guido Band en Richard Ridderinkhof


 

Flexibiliteit in denken en handelen

Taken die een beroep doen op flexibiliteit zijn veeleisend in vergelijking met taken waarbij altijd dezelfde regels en handelingen nodig zijn. Cognitieve controle maakt het mogelijk om flexibel te handelen, tegemoetkomend aan de eisen die een veranderlijke omgeving stelt, maar zonder de eigen doelen en intenties uit het oog te verliezen. Met de term cognitieve controle of executieve controle wordt gedoeld op doelgerichte regulatie van mentale processen. Zoals een aannemer verschillende bouwwerkzaamheden coördineert, zo zorgt cognitieve controle voor de coördinatie van bijvoorbeeld waarneming en motoriek. Ook zorgt cognitieve controle ervoor dat relevante informatie op het juiste moment wordt geactiveerd in het werkgeheugen. Naarmate dit efficiënter gebeurt, wordt de capaciteit om gegevens tijdelijk te onthouden, te organiseren en toe te passen groter.
 

Controle en veroudering

Cognitieve controle is gevoelig voor veroudering, en dit heeft meerdere gevolgen. Ten eerste hebben ouderen meer moeite met nieuwe en snel-wisselende taken (links rijden in Engeland, nieuwe media leren gebruiken, een drukke rotonde waar je de weg niet weet) dan met bekende en niet-afwisselende taken (rijden op een rustige en bekende weg, lezen, een standaard maaltijd koken). Zolang taken een vaste structuur en vaste regels hebben, die consistent en routinematig uitgevoerd kunnen worden, vormt oefening een buffer tegen verval. Ten tweede neemt de capaciteit van het werkgeheugen af. Ouderen kunnen minder snel selecteren welke informatie (nog) relevant is, en deze dan activeren. Onderzoek toont verder aan dat ouderen er relatief veel moeite mee hebben om twee of meer mentale taken te combineren, zoals de route aanpassen op het boordnavigatie-systeem onder het autorijden.
Cognitieve controle is ook nodig om tegenwicht te bieden aan cognitieve achteruitgang op andere terreinen. Dankzij extra inspanning (cognitieve reserve) houden ouderen de aandacht er langer bij, leren ze nieuwe verbanden beter aan, of beredeneren wat er gezegd kan zijn in een gesprek dat slecht te verstaan is. Ouderen zijn meer afhankelijk van deze compenserende activiteit dan jongeren.
 

Controle en het brein

Direct achter het voorhoofd liggen hersengebieden die mentale processen in de rest van het brein flexibel kunnen aansturen. Doordat deze hersengebieden (in de prefrontale hersenschors) gemiddeld als eerste en als sterkste hun effectiviteit verliezen wordt cognitieve veroudering gekenmerkt door een verminderde flexibiliteit van denken. Opvallend is verder dat bij ouderen die goed presteren deze prefrontale hersenschors relatief actief is; actiever dan bij jongeren en actiever dan bij ouderen die minder goed presteren.
 

Controle verbeteren

Er zijn onder ouderen zeer grote verschillen in controle, en daarmee rijst de vraag of dat wellicht te trainen is. Verschillende onderzoeken suggereren dat een mentaal actieve en flexibele invulling van het leven cognitieve achteruitgang kan vertragen: dit principe staat bekend als ‘use it, or lose it’. Hoe ver dit principe reikt staat nog niet vast. Over het algemeen wordt in ieder geval aanbevolen om het brein ook op hoge leeftijd te blijven uitdagen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Verder wordt de controle gunstig beïnvloed door optimale slaappatronen, lichaamsbeweging, en gezonde voeding.