Gezondheid Geheugen Samenleving Individu Lichaam

Verschillen tussen bevolkingsgroepen


Auteur: Martijn Huisman



De kansen op het bereiken van een goede oude dag zijn niet voor alle groepen in de maatschappij gelijk. Er zijn permanente, consistente en substantiële verschillen in gezondheid en levens verwachting tussen verschillende bevolkingsgroepen. Deze verschillen blijven tot in de ouderdom bestaan.

Sociaaleconomische Status

Een belangrijk verschil in gezondheid wordt bijvoorbeeld gezien tussen mensen met een lagere en een hogere sociaaleconomische status [SES]. SES verwijst naar de positie die iemand inneemt in een sociale hiërarchie. Hoe hoger iemands sociaaleconomische status is, hoe meer invloed iemand kan uitoefenen over zijn eigen leven en over dat van anderen. Deze invloed kan op verschillende manieren worden verkregen. Zoals door een goede opleiding waarmee schaarse, hooggewaardeerde banen met veel verantwoordelijkheid beschikbaar zijn. Of door een hoog inkomen, waarmee toegang tot materiële goederen groter is.

Verschillen in levensverwachting

Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde dat er een verschil was in levensverwachting [bij geboorte] van zeven jaar tussen mannen die slechts een basisschooldiploma krijgen (levensverwachting tussen 1997 en 2005: 72,2 jaar) en mannen die een hogeschool of universitaire opleiding voltooien (79,1 jaar). Bij vrouwen is dat een verschil van 5,7 jaar (levensverwachting respectievelijk 78,1 en 83,8 jaar). Op 65-jarige leeftijd konden mannen met een hogeschool of universitaire opleiding verwachten nog 17,5 jaar te leven, terwijl mannen met alleen een basisschooldiploma nog slechts 13,9 levensjaren konden verwachten. Bij vrouwen waren de levensverwachtingen op 65-jarige leeftijd voor deze twee opleidingsgroepen respectievelijk 21,4 en 18,2 (Centraal Bureau voor de Statistiek).

Verschillen in gezondheid

Nederlandse onderzoekers hebben verschillen in gezondheid tussen hoge en lage sociaaleconomische groepen bij ouderen in kaart gebracht. In de meeste Europese landen – waaronder Nederland – ervaren ouderen met een laag inkomen en een lage opleiding hun gezondheid als slechter en met meer beperkingen als gevolg van fysieke of psychische klachten dan ouderen met een hoger inkomen of hogere opleiding (Huisman). Zelfs de sociaaleconomische status van het ouderlijk gezin is nog op latere leeftijd aan de gezondheid gerelateerd (Broese van Groenou). Ouderen die zelf een lage opleiding hebben, en waarvan ook de vader een lage opleiding heeft genoten, zijn ongezonder dan ouderen die zelf een hogere opleiding hebben genoten maar van wie de vader een lage opleiding heft gehad. Het meest gezond zijn de ouderen van wie zowel de vader als die zelf hoog zijn opgeleid. Dit geldt voor functionele beperkingen, de aanwezigheid van chronische ziekten, en zelfs voor de kans om te overlijden in de opvolgende jaren.

Deze verschillen in gezondheid bij ouderen duiden op een systematisch, chronisch probleem voor de maatschappelijke gezondheid. Ze geven aan dat het grootste gedeelte van alle gezondheidsproblemen die in Nederland voorkomen op de schouders terecht komt van groepen die ook op andere aspecten van hun leven – sociale en economische – achtergesteld zijn. Deze systematisch verhoogde mate van gezondheidsproblemen verdient continue beleidsmatige aandacht.