Criteria

Tabel 1: DSM-IV-criteria voor de diagnose dementie.

A1 Geheugenstoornissen (verminderd vermogen om nieuwe informatie aan te leren of zich eerder aangeleerde informatie te herinneren).

A2 Eén (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen:
a) afasie (taalstoornis)
b) apraxie (verminderd vermogen om motorische activiteiten uit te voeren, ondanks een intacte motorische functie)
c) agnosie (stoornissen in het herkennen of identificeren van voorwerpen, ondanks een intacte zintuiglijke waarneming)
d) stoornis van de uitvoerende functies (plannen, organiseren, volgorde aanbrengen, abstract denken)

B De cognitieve stoornissen van de criteria A1 en A2 veroorzaken elk een duidelijke beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren en vormen een duidelijke achteruitgang ten opzichte van het niveau van eerder functioneren.

C De stoornissen doen zich niet uitsluitend voor tijdens een delirante toestand.