Gezondheid Geheugen Samenleving Individu Lichaam

Rouw op latere leeftijd

 

Auteur: Nan Stevens



Het verlies van de partner is een ingrijpende levensgebeurtenis die veel mensen treft op latere leeftijd. Vanwege de hogere levensverwachting van vrouwen en het leeftijdsverschil tussen partners, zijn er meer weduwen dan weduwnaars boven de 60 jaar in Nederland. Gemiddeld zijn vrouwen die weduwe worden 69 jaar. Mannen die weduwnaar worden zijn gemiddeld 71 jaar. Als zij eenmaal hun partner verloren hebben, is de levensverwachting van mannen lager dan die van vrouwen.
Dankzij de veelzijdigheid van de partnerrelatie, is het verlies ook veelzijdig. Men mist het dagelijkse gezelschap, de genegenheid, liefdeen vanzelfsprekende steun van de partner, de maat bij het verdelen van huishoudelijke taken, de seksuele partner, de vader of moeder van de kinderen, en een veilige haven. Er zijn twee grote bronnen van stress, of twee grote uitdagingen bij rouwverwerking na partnerverlies:
 

Tweeledig model van rouwverwerking

Aan de ene kant is er het proces van coping of omgaan met het verlies en de emotionele gevolgen hiervan. Alle activiteiten gericht op met het verlies horen tot dit proces, zoals huilen over het overlijden of over het gemis van de partner, verlangen naar de overledene, herinneringen ophalen en ordenen, veel over de overleden partner praten. Het aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies is een belangrijke uitkomst van dit proces. Het beeld van de overleden partner wordt geleidelijk herzien. Op den duur worden de herinneringen aan de partner niet meer pijnlijk maar worden onderdeel van de blijvende band met hem of haar.
Aan de andere kant is er een proces van rouwverwerking gericht op herstel. Dit houdt in aandacht richten op het dagelijkse leven, de taken overnemen die de partner uitvoerde of vervanging hiervoor zoeken. Om het leven weer op te pakken neemt men tijdelijk afstand van de pijnlijke kant van het verlies. Activiteiten zoeken om structuur aan het leven te geven en sociale contacten onderhouden horen tot deze vorm van coping. Er zijn allerlei beslissingen die genomen moeten worden met betrekking tot de nieuwe situatie: hoe wil men wonen, welke activiteiten worden ondernomen, welke gezelschap wordt opgezocht.
Volgens het dual proces model van Margaret Stroebe en Henk Schut wisselen deze twee verschillende vormen van coping, gericht op verlies en op herstel, elkaar af tijdens het rouwproces  zie Figuur 1. Uiteindelijk wordt de relatie met de partner geleidelijk herzien, zodat de verbondenheid met de partner gevoeld kan worden zonder de fysieke aanwezigheid van de partner. Deze verbondenheid biedt troost. Tevens is men op den duur in staat om het eigen leven voort te zetten zonder de aanwezigheid van de partner. Ook heeft men energie en belangstelling voor andere activiteiten en andere mensen.
 

Factoren die het rouwproces beïnvloeden

Verschillende factoren beïnvloeden de uitkomst van dit tweeledig proces van rouwverwerking. Op de eerste plaats zijn er belemmerende factoren die extra stress teweeg brengen. Voorbeelden hiervan zijn een onverwacht of traumatisch verlies, of meerdere verliezen kort na elkaar; dit zijn voorbeelden van verliesgericht stressoren. Andere factoren werken belemmerend voor het herstel, zoals de zorglast die iemand opgelopen heeft tijdens het verzorgen van een zieke partner. Dit verdwijnt niet met het overlijden, maar kan betekenen dat de overblijvende partner minder energie heeft  voor het eigen herstel. Ook kunnen familieconflicten (bijvoorbeeld over een erfenis) herstel belemmeren. Armoede of het ontbreken van middelen om het leven opnieuw in te richten, is ook nadelig en hoort tot de herstelgericht stressoren.
Naast risicofactoren zijn er ook hulpbronnen die invloed op het rouwproces kunnen hebben. Een sociaal netwerk met diverse soorten relaties die ondersteuning bieden aan de weduwe of weduwnaar dient als een belangrijke hulpbron. Sociaal isolement is daarentegen een risicofactor.  Ook kunnen interventieprogramma’s een weduwe of weduwnaar in het rouwproces ondersteunen.  Dit zijn voorbeelden van de interpersoonlijke hulpbronnen of risicofactoren.
Intrapersoonlijke hulpbronnen zijn kenmerken van de  weduwe of weduwnaar zelf die een bevorderende (of belemmerende) rol spelen bij rouwverwerking. Vrouw-zijn of man-zijn heeft bepaalde voor- en nadelen. Vrouwen hebben meer lotgenoten en hebben vaker meer ondersteunende relaties dan mannen. Vrouwen maken meer gebruik van emotiegerichte coping, hetgeen  belangrijk is bij verliesgerichte coping; zij kunnen echter meer moeite ervaren met activiteiten gericht op herstel. Mannen laten moeilijker emoties zoals verdriet en angst toe, en maken meer gebruik van vermijdende strategieën; ze zijn echter beter getraind in probleemoplossende coping. Dus doen mannen het vaak beter bij het proces van herstelgerichte coping dan bij het proces van verliesgerichte coping. Al hebben mannen minder lotgenoten, er zijn meer alleenstaande vrouwen op latere leeftijd.dus hebben mannen meer potentiële nieuwe partners, wanneer dit wenselijk is.
Persoonlijkheid heeft ook invloed op het rouwproces; iemand die neurotisch is, is meer gevoelig voor negatieve prikkels dus zal meer negatieve gevolgen van het rouwproces ervaren. Iemand die extrovert is, vriendelijk en aangenaam, zal beter kunnen zorgen voor een netwerk van ondersteunende relaties tijdens het rouwproces, in vergelijking met iemand die meer introvert is, minder vriendelijk of aangenaam. [Persoonlijkheid]
Het geloof  kan dienen als een hulpbron, als men door het bidden steun vindt. Ook kan het geloof in het hiernamaals het verlies enigszins verzachten.  Het behoren tot een geloofsgemeenschap kan een bron van sociale ondersteuning zijn.
Een andere belangrijke persoonskenmerk bij rouw is de gezondheid. Een goede gezondheid is bevorderend voor het rouwproces, terwijl gezondheidsproblemen belemmerend kunnen werken voor herstel.

Het verlieseffect

Ingewikkeld hierbij is dat lichamelijke symptomen kunnen optreden als reactie op het verlies van de partner.  Margaret en Wolfgang Stroebe hebben dit ‘verlieseffect’ op gezondheid beschreven. Slaapstoornissen komen vaak voor bij rouwende mensen, met vermoeidheid als gevolg. Hetzelfde geldt voor verminderde eetlust en gewichtsverlies. Er is een reeks van somatische klachten gerelateerd aan stress die als gevolg van het verlies kunnen optreden. Wegens een verlaagde weerstand zijn rouwende mensen meer vatbaar voor infecties. Ze komen dus vaker bij de huisarts en worden vaker opgenomen in ziekenhuis dan mensen met een partner. Een toename in medicijngebruik (kalmerende- en slaapmiddelen) treedt vaak op na verlies van de partner. Mannen zijn ook meer geneigd hun alcoholconsumptie op te voeren de eerste maanden na het verlies van de partner en kunnen hierdoor gezondheidsproblemen ontwikkelen.
Bijzonder zorgwekkend is de verhoogde kans om te sterven tijdens de eerste zes maanden na het verlies van de partner, hetgeen vooral voor mannen geldt. Voor vrouwen is dit minder duidelijk. De meest voorkomende doodsoorzaak is cardiovasculaire aandoeningen; een tweede doodsoorzaak is suïcide, die meer weduwnaars dan weduwen treft. Het risico van suïcide is het grootst tijdens het eerste jaar na het partnerverlies en neemt af in de volgende jaren.
 

Gecompliceerde rouw

Na het verlies van de partner kunnen psychische klachten optreden, die tot een toename in het gebruik van antidepressiva, behandeling door een psychiater en zelfs opnamen in de psychiatrie kunnen leiden. Net als bij de lichamelijke symptomen van rouw, zijn de psychische gevolgen bij de meerderheid van de weduwen en weduwnaars binnen een jaar verdwenen. Echter 20% -30% van de mensen ondervinden aanpassingsproblemen en langdurige negatieve gevolgen van partner verlies, volgens Jan van den Bout en Paul Boelen. Inmiddels is gecompliceerde rouw als psychische stoornis erkend en zijn er diagnostische criteria hiervoor opgesteld. Na het verlies van een dierbare persoon moeten drie van de vier volgende symptomen aanwezig zijn: preoccupatie met de overledene, sterk verlangen naar de overledene, zoeken naar de overledenen en eenzaamheid ten gevolge van het verlies. Vervolgens is er een lijst van acht symptomen waarvan vier aanwezig moeten zijn; deze hebben te maken met het gevoel van doelloosheid of nutteloosheid over de toekomst; een gevoel van verdoving of emotieloos reageren; ongeloof over het overlijden; het gevoel dat het leven leeg of zinloos is; het gevoel dat een deel van het zelf is gestorven samen met de ander; het beeld van de wereld is stukgeslagen; de neiging symptomen of gedrag van de overledene over te nemen; en overmatig prikkelbaarheid, verbittering of boosheid door het overlijden. Deze symptomen moeten tenminste twee aaneengesloten maanden aanwezig zijn en moeten tot disfunctioneren leiden in de sociale en beroepsmatige sfeer of op ander belangrijke levensgebieden. Het meten van en stellen van de diagnose staat nog in de kinderschoenen. Vandaar is niet met zekerheid te zeggen hoe vaak dit voorkomt.
 

Interventies

Drie vormen van interventies bij rouw(problemen) worden onderscheiden: psycho-educatie, rouwbegeleiding en rouwtherapie. Voor veel mensen is het voldoende om informatie over rouwverwerking te krijgen, door middel van folders, boeken, gesprekken met maatschappelijke werkenden of huisartsen, voorlichtingsbijeenkomsten, of via internet. Wanneer mensen meer ondersteuning wensen, is er rouwbegeleiding, die individueel of groepsgewijs gegeven kan worden door hulpverleners of lotgenoten die hiervoor getraind zijn. Een vorm van rouwbegeleiding is de Bezoekdienst voor weduwen en weduwnaars. Mensen die langer geleden hun partner verloren hebben en dit grotendeels verwerkt hebben, worden opgeleid om lotgenoten die meer recent hun partner hebben verloren, te bezoeken. Hun taak is een klankbord te zijn voor de weduwe of weduwnaar en  informatie te verschaffen waar dit relevant is. Deze vorm van rouwbegeleiding is met name effectief voor mensen met een lage opleiding, met een klein netwerk of met meerder ziektes.
 Bij gecompliceerde rouw is psychotherapie of ander specialistisch hulpverlening de beste vorm van interventie. Inmiddels is bekend dat ouderen net zoveel profijt kunnen hebben van psychologische interventies als andere leeftijdsgroepen, dit geldt ook voor interventies gericht op rouwverwerking.